Je verlaat deze site
Je staat op het punt de Making Diabetes Easier Website te verlaten.
Weet je dat zeker?
Als u onlangs bent gediagnosticeerd met diabetes type 1 en u overweegt een insulinepomp te gebruikten, wilt u waarschijnlijk meer weten over dit type insulinetherapie en hoe het werkt.
In het onderstaande artikel bekijken we wat therapie met een insulinepomp inhoudt, hoe een insulinepomp werkt en wat de voor- en nadelen zijn van het gebruik ervan.
Een insulinepomp is een apparaat op batterijen dat insuline op twee manieren aan iemands bloed afgeeft - met een continue basale frequentie van kleine hoeveelheden snelwerkende insuline, en een insulinebolus (discrete, eenmalige doses) bij maaltijden [1, 2, 3]. Insuline is het hormoon dat de bloedglucosespiegel onder controle houdt en wordt afgescheiden door de alvleesklier [4, 5].
Bij mensen met diabetes wordt insuline ofwel niet in voldoende hoeveelheden geproduceerd of de afgifte werkt niet goed. Door het natuurlijke proces van insuline-afgifte na te bootsen, helpen insulinepompen mensen met diabetes hun bloedglucose te reguleren [3, 6].
Insulinepomptherapie, ook bekend als continue subcutane insuline-infusie (CSII), wordt het meest gebruikt voor de behandeling van diabetes type 1 [1, 2]. Maar ook het gebruik van insulinepompen voor mensen met diabetes type 2 neemt wereldwijd toe [1].
Een traditionele insulinepomp levert snelwerkende insuline via een kleine katheter of slang [1]. De kleine slang wordt onder de bovenste huidlaag geplaatst, meestal op de buik [7], en met een kleefmiddel bevestigd [1].
De slang wordt een canule genoemd en de plaats waar deze onder de huid wordt gehouden, wordt een ‘infuuscanule’ of ‘infuusset’ genoemd [1].
De slang verbindt de pomp met de infuusset, die insuline in het weefsel onder de huid inbrengt [1]. De plaats van het infuus bevindt zich meestal op de bovenarm, buik, onderrug of bovendij [3].
Voor sommige insulinepompen, die ‘patchpompen’ worden genoemd, [1, 7] is geen slang nodig. Ze worden direct op de huid geplakt. Ook hier wordt insuline toegediend via de infuuscanule, maar deze patchpompen hebben geen draad of slang en worden op afstand bediend [1, 7].
Insulinepompen leveren insuline op deze twee manieren:
De meeste insulinepompen bevatten een boluscalculator die een aanbevolen bolusdosis berekent met behulp van de huidige bloedglucosewaarden, het totaal aantal ingenomen gram koolhydraten en de resterende insuline uit eerdere bolusdoses [1,7].
Hoewel commerciële insulinepompen in de jaren 70 beschikbaar kwamen [1, 8], duurde het nog drie decennia voordat de voordelen van deze nieuwe technologie op grote schaal populair werden [1].
De mogelijke voordelen van CSII werden duidelijk nadat de onderzoeksgroep Diabetes Control and Complications Trial (DCCT) in 1993 een rapport publiceerde [8]. Dit baanbrekende klinische onderzoek toonde aan dat intensieve insulinetherapie belangrijk is voor het vermijden van complicaties van diabetes [1]. Sindsdien is therapie met een insulinepomp zodanig ontwikkeld dat het patiënten kan helpen om een nauwkeurige glykemische controle te bereiken en tegelijkertijd het risico op hypoglykemie kan minimaliseren [1].
Er zijn veel voordelen van insulinepomptherapie. Deze omvatten:
Dit zijn enkele voordelen van het gebruik van een insulinepomp, maar het is belangrijk dat u zich ook bewust bent van de nadelen en mogelijke risico’s.
Er zijn diverse zorgen over het gebruik van insulinetherapie. Deze omvatten:
Andere mogelijke nadelen van insulinepompen:
Het afwegen van de voor- en nadelen kan u helpen beslissen of u al dan niet insulinepomptherapie wilt proberen.
Raadpleeg uw zorgteam voordat u besluit om gebruik te maken van insulinepomptherapie.
In België kan uw ziektekostenverzekering een financiële bijdrage leveren aan uw programma voor een insulinepomp als u aan de volgende vereisten voldoet [12]:
Over het algemeen neemt het gebruik van insulinepompen snel toe, vooral bij mensen met diabetes type 1. Uit een groot register van meer dan 100.000 mensen met de aandoening bleek dat het gebruik ervan in de loop van 20 jaar is toegenomen van 1% naar 53% [6].
Het aantal mensen met diabetes type 2 dat overstapt op insulinepompen neemt ook toe [1]. De technologie verbetert met grote stappen, omdat systemen voor continue glucosemonitoring (CGM) worden geïntegreerd met insulinepompen [1, 4] voor een naadloze en gemakkelijkere ervaring.
Samen veranderen deze innovaties drastisch hoe we denken over diabetes. Dit soort therapieën kunnen de kwaliteit van leven van mensen verbeteren, waardoor ze hun diabetes beter kunnen beheren [6].
U hebt misschien gehoord van continue glucosemonitors (CGM) en misschien hebt u zich afgevraagd of ze geschikt voor u zijn.
In dit artikel wordt uitgelegd wat ze zijn, hoe ze werken en of ze kunnen helpen uw diabetes onder controle te houden.
CGM staat voor continue glucosemonitor of continue glucosecontrole [1].
Als er bij u diabetes is vastgesteld, is het controleren van de bloedglucosespiegel een van de eerste dingen waarover uw team u heeft verteld. Zelf uitgevoerde controle is één van de hoekstenen van goede diabeteszorg [1, 2, 3].
Deze zelfcontroles, via vingerpriktests, stellen u in staat om te meten wat op een bepaald moment de waarde van uw bloedglucose is en, belangrijker, helpen u erachter te komen waardoor deze stijgt of daalt [1, 2].
Zelfcontroles zijn niet probleemloos. Sommige mensen kunnen de vingerpriktest niet zelf uitvoeren, anderen vinden de meervoudige vingerpriktest misschien onprettig of pijnlijk [1, 2, 3]. De periodieke aard van de zelf uitgevoerde tests betekent dat er belangrijke perioden kunnen zijn (bijvoorbeeld als u slaapt) waarin uw bloedglucose niet wordt gecontroleerd [1, 2].
Continue glucosemonitoring (CGM) probeert veel van deze problemen te omzeilen. Het geeft een gemakkelijke en uitgebreide beoordeling van de bloedglucosespiegels, waardoor u uw diabetes mogelijk beter onder controle kunt houden [1, 3].
CGM-systemen meten de glucosespiegels in de interstitiële vloeistof (de vloeistof die het vetweefsel omringt) en leveren semi-continue informatie over uw glucosespiegels [2, 3]. Dit kan helpen bij het identificeren en voorkomen van ongewenste episodes van hypo- en hyperglycemie [4].
Een CGM bestaat uit een aantal onderdelen. De eerste daarvan is een waterbestendige wegwerpsensor die zich net onder de huid bevindt, meestal op de bovenarm of buik [1, 2, 3]. Deze sensor meet de glucose in de vloeistof eromheen (bekend als de interstitiële vloeistoffen) [1].
Deze meting wordt verzonden naar het tweede onderdeel van de CGM, de zender [5]. De zender stuurt en/of bewaart dit signaal vervolgens draadloos (of anderszins) naar de ontvanger/de display [5].
Het display-apparaat voor de meeste moderne CGM’s kan uw huidige bloedglucose weergeven, eerdere metingen opslaan en kan u helpen begrijpen hoe activiteiten zoals eten of lichaamsbeweging uw bloedglucosewaarden kunnen beïnvloeden, en hoe u deze effecten kunt beheren [1, 2].
Het sensorgedeelte van de CGM kan worden weggegooid en moet elke 3‑14 dagen worden vervangen [2, 3]. De zender en displaycomponenten worden opnieuw gebruikt met uw volgende sensor, zodat u continu kunt blijven controleren.
De meeste mensen die CGM’s gebruiken, hebben diabetes type 1, hoewel bewijs suggereert dat mensen met diabetes type 2 er baat bij kunnen hebben om gebruik te maken van continue glucosemonitoring [1].
Continue glucosemonitoring kan goed zijn voor:
Als u niet zeker weet of u een CGM-systeem kunt of moet gebruiken, praat dan met uw diabeteszorgteam voor verdere begeleiding.
Een insulinepomp (ook bekend als een continue subcutane insuline-infusie of CSII) is een apparaat dat sommige mensen gebruiken om hun lichaam de insuline te geven die het nodig heeft om hun bloedglucose te beheren [5].
Een insulinepomp levert meestal een continue lage dosis insuline (soms een basale dosis genoemd) die tijdelijk kan worden verhoogd (een bolusdosis) als reactie op eten, lichaamsbeweging of op metingen van een glucosemonitor [5].
De meting van bloedglucose wordt meestal op de klassieke manier uitgevoerd, door herhaalde vingerprikbloedtests uit te voeren die worden gemeten met behulp van een traditionele glucosemeter [1].
Dit systeem kan worden gewijzigd door een CGM te introduceren, waardoor iemand doses insuline kan toedienen op basis van een continue glucosemeting, in plaats van periodieke vingerprikken [5].
Om het Hybrid Closed-Loop systeem te begrijpen, kan het nuttig zijn om kort na te denken over wat uw alvleesklier doet en hoe het wordt beïnvloed bij diabetes type 1.
Wanneer u eet, wordt uw voedsel verteerd en worden koolhydraten afgebroken tot eenvoudigere suikers, zoals glucose, die in uw bloed worden opgenomen [2]. Uw alvleesklier detecteert deze verhoogde bloedsuikerspiegels en scheidt een hormoon af dat insuline heet om uw bloedsuikerspiegels terug te brengen naar het normale niveau [2]. Bij diabetes type 1 verhindert schade aan uw alvleesklier dat er genoeg insuline wordt afgescheiden om uw bloedglucose onder controle te houden [5].
Een Hybrid Closed-Loop systeem probeert de functie van een echte alvleesklier na te bootsen door de bloedglucose te meten en vervolgens de mate van de toevoer van de insuline als een continu infuus in het lichaam aan te passen [5].
Een Hybrid Closed-Loop systeem bestaat uit een continue glucosemonitor die is aangesloten op een insulinepomp [1]. De pomp gebruikt informatie van de CGM en een algoritme om de mate van de insuline-infusie aan te passen [1, 5].
Onderzoek heeft aangetoond dat pompen op deze manier kunnen zorgen voor verbeterde glucosecontrole in vergelijking met conventionele pompen [1].
Moderne systemen kunnen ook reageren op problemen zoals hypoglykemie door de insuline-infusie te verminderen of tijdelijk te stoppen [5].
In België kunt u in aanmerking komen voor continue glucosemonitoring als u diabetes hebt en aan de volgende voorwaarden voldoet[9]:
Als u aan deze voorwaarden voldoet, kunt u naar een gespecialiseerd centrum voor continue bloedglucosecontrole gaan.
Een CGM is een nuttig apparaat dat sommige mensen kan helpen om hun diabetes beter onder controle te krijgen. Op dit moment zijn ze niet voor iedereen beschikbaar, maar wanneer ze worden gebruikt kunnen ze een groot voordeel opleveren [8].
Hypoglycemie en diabetes
Hypoglycemie treedt op wanneer uw glycemie (bloedsuikerspiegel) te laag is. Het is meestal het gevolg van insuline-injecties en/of het gebruik van antidiabetica, wat uitlegt waarom vooral mensen met diabetes worden getroffen. Dramatische dalingen in de bloedsuiker kunnen ook optreden na vasten, het overslaan van maaltijden of inspannende lichamelijke activiteit.
Hypoglycemie is een probleem bij zowel diabetes type 1 als type 2, hoewel mensen die leven met diabetes type 1 er vatbaarder voor zijn, omdat bij hun behandeling dagelijkse insuline-injecties nodig zijn. Bij diabetes kunnen de gevolgen van ernstige hypoglycemie heel ernstig en zelfs levensbedreigend zijn. Het is van essentieel belang om te weten hoe u de symptomen kunt herkennen en hoe u moet reageren wanneer u ermee te maken krijgt.
Bij hypoglycemie is de bloedglucosespiegel abnormaal laag - minder dan 70 mg/dL,- en gaat meestal gepaard met één of meer symptomen.
Hypoglycemie heeft twee algemene niveaus van ernst:
De lichaamsfuncties worden weer normaal als de bloedglucosespiegel weer omhoog wordt gebracht.
Glucose fungeert als energiebron voor het lichaam. Zonder glucose kunnen het lichaam en de hersenen niet meer goed functioneren. Dus als de bloedglucosespiegel te laag wordt, reageert het lichaam en luidt het alarm, met steeds krachtigere signalen.
De eerste symptomen van hypoglycemie, die kunnen variëren afhankelijk van leeftijd en type diabetes, zijn:
De symptomen kunnen geleidelijk verergeren, afhankelijk van de ernst van de hypoglykemie. Dit kunnen zijn:
Als u de symptomen van een kritiek lage bloedglucosespiegel kunt herkennen, kunt u snel handelen en uw glycemie stabiliseren. Een andere belangrijke reden om hypoglycemische perioden te voorkomen is omdat, wanneer deze herhaaldelijk voorkomen, deze uiteindelijk het tegenregulatiesysteem van het lichaam aantasten en steeds ernstiger worden.
Als de eerste symptomen van lage bloedglucose verschijnen of als u zich niet goed voelt, test dan onmiddellijk uw bloedglucose om uw vermoedens te bevestigen. Door te testen weet u ook hoe ernstig de situatie is en kunt u toepasselijk handelen.
Zodra hypoglykemie wordt waargenomen, moet uw eerste reflex zijn om een suikerhoudende drank te drinken of om wat suiker te eten, en vervolgens verder te gaan met testen tot uw bloedglucosewaarde weer normaal wordt.
Ernstige hypoglycemie kan bewusteloosheid veroorzaken.
Als dit gebeurt, moet een andere persoon u een intramusculaire of subcutane injectie geven met 1 mg glucagon, een hyperglycemisch hormoon dat door de alvleesklier wordt afgescheiden. Als dit niet mogelijk is, neem dan zo snel mogelijk contact op met de dichtstbijzijnde hulpdiensten en zoek zo spoedig mogelijk medische hulp.
De beste manier om hypoglycemische episoden te voorkomen, is om uw bloedsuiker regelmatig en zorgvuldig te testen.
Diabetes, hypoglykemie en hyperglykemie
Insuline is een hormoon dat essentieel is voor onze overleving. De rol ervan is het transporteren van glucose in het bloed naar cellen door het hele lichaam. Bij mensen met diabetes is de insulineproductie slecht of geheel afwezig, wat leidt tot abnormale veranderingen in glykemie (bloedglucosespiegels).
We praten over hyperglykemie als de hoeveelheid suiker in het bloed te hoog is en hypoglykemie als deze te laag is. In geval van diabetes is de belangrijkste uitdaging het stabiliseren van de bloedglucosespiegels en het minimaliseren van de impact die de ziekte heeft op de algehele gezondheid van de patiënt.
Diabetes en hyperglykemie
Mensen met diabetes zijn onderworpen aan chronische, scherpe pieken in hun bloedglucosespiegels [1,2]. Deze frequente pieken in de bloedsuiker, die bekend staan als hyperglykemie, kunnen zich uiten als één of meer van de meest voorkomende symptomen:
Hyperglykemie wordt gedefinieerd als een bloedglucosespiegel van 7,0 mmol/l of hoger op een lege maag, of 11,0 mmol/l of hoger wanneer getest op een willekeurig tijdstip gedurende de dag en in aanwezigheid van symptomen. In onbehandelde gevallen van diabetes kan de bloedsuikerspiegel oplopen tot 27,8 mmol/l! Ter vergelijking, glykemie wordt als "normaal" beschouwd als de bloedsuikerspiegel tussen 3,3 en 7,8 mmol/l ligt.
Ernstige hyperglykemie kan leiden tot acute complicaties zoals ketoacidose en hyperosmolair coma, die beide levensbedreigend zijn voor diabetici. Om het risico op hypoglykemische perioden te verminderen, is het vereist dat mensen met diabetes hun bloedglucosespiegels te allen tijde onder controle houden. Door strikte medische controle kunnen ze de nodige aanpassingen maken, afhankelijk van hun type diabetes en specifieke gezondheidsproblemen: regelmatige bloedglucosemeting, geschikte voeding, dagelijkse insuline-injecties en/of het gebruik van antidiabetici.
Omgekeerd aan hyperglykemie, treedt hypoglykemie op als de bloedglucosespiegel te laag is. Het is een gevaarlijke situatie die van invloed kan zijn op mensen die insuline injecteren of bepaalde antidiabetica gebruiken. Mensen met diabetes type 1 lopen vaker risico op hypoglykemische episoden, omdat de behandeling van deze vorm van de ziekte meestal is gebaseerd op insulinetherapie.
Hypoglykemie wordt gekenmerkt door een bloedsuikerconcentratie van minder dan 3,9 mmol/l. Soms verschijnen de symptomen echter pas als de bloedglucosespiegel onder 3,0 mmol/l daalt.
Er zijn twee specifieke categorieën symptomen voor hypoglykemie:
Als hypoglykemie niet wordt behandeld, kan dit snel leiden tot coma en overlijden. Het is van vitaal belang om tekenen van hypoglykemie te kunnen herkennen bij een persoon met diabetes. De bloedglucosespiegel moet zeer regelmatig worden gemeten en als de glykemie te laag is, moet u onmiddellijk handelen. Het drinken of eten van iets zoets, bijvoorbeeld vruchtensap, zal de bloedglucosespiegel snel weer verhogen.
Is uw kind gediagnosticeerd met diabetes type 1? Met een paar aanpassingen in de levensstijl kunnen ze een goed en gezond leven leiden.
Insulinetherapie en regelmatige bloedglucosemonitoring maken deel uit van het dagelijks leven van kinderen met diabetes. Een team van professionele gezondheidswerkers zal u ondersteunen bij het beheren van de diabetes type 1 van uw kind en helpen u bij het opzetten van passende zorgprogramma's voor thuis en op school.
Met de hulp van hun ouders en het medisch team worden kinderen met diabetes geleidelijk onafhankelijk en leren ze beter met hun aandoening om te gaan.
Bloedglucosespiegels zijn bij mensen met diabetes type 1 vaak te hoog. Ze hebben vaak de volgende symptomen van hyperglykemie:
Om het optreden van deze en andere diabetes-gerelateerde complicaties te voorkomen, moeten kinderen met diabetes type 1 hun bloedglucosespiegel meerdere keren per dag controleren, vooral vóór maaltijden, sporten en voor het slapengaan.
Bovendien moet het kind, zodra de diagnose is gesteld, beginnen met een programma van dagelijkse insuline-injecties. De behandeling bestaat meestal uit
De toegediende doses worden berekend afhankelijk van de bloedglucosespiegels en levensstijl van het kind.
De injecties moeten meerdere keren per dag worden gegeven, bij voorkeur vóór het eten; zo wordt het mogelijk om de hoeveelheid glucose die door de maaltijd wordt verstrekt, optimaal te beheren. Injecties kunnen worden toegediend met een insulinepen of een insulinepomp; deze is praktischer, geeft meer zelfvertrouwen en is vaak minder beangstigend voor kinderen dan de standaardspuiten!
Injectieplaatsen zijn bij voorkeur de buik, flanken, billen of dijen, in plaats van de armen.
Naast insulinebehandeling moeten kinderen met diabetes een dieet krijgen dat geschikt is voor het onder controle houden van hun diabetes type 1. Hun maaltijden moeten gevarieerd en evenwichtig zijn en idealiter bestaan uit:
Geraffineerde suiker (snoep, cake, frisdranken, enz.) en voedsel dat ongezonde vetten bevat, zoals vleeswaren, kaas en gefrituurd voedsel, moeten zoveel mogelijk beperkt worden. Voedselporties moeten groot genoeg zijn om normale groei te garanderen, maar niet buitensporig, om overgewicht te voorkomen.
Bijzondere aandacht moet worden besteed aan koolhydraten. Er is geen specifieke aanbevolen hoeveelheid voor de optimale beheersing van bloedsuiker: hoeveelheden moeten worden berekend met betrekking tot fysieke activiteit en de dosis insuline die vooraf wordt geïnjecteerd.
Zelfs in een schoolomgeving of op het voortgezet onderwijs moeten de bloedglucosespiegels van een kind met diabetes type 1 regelmatig worden gecontroleerd en het insulinebehandelingsprogramma zo strikt mogelijk worden gevolgd. Het is van essentieel belang dat de school rekening houdt met de ziekte van uw kind en de nodige aanpassingen toestaat.
U dient niet alleen de schoolleiding en het onderwijzend personeel te informeren over de maatregelen die moeten worden genomen, maar ook de klasgenoten.
De school moet zich aanpassen aan de vereisten van uw kind:
Schoolverpleegkundigen helpen kinderen met diabetes vaak met hun insuline-injecties, afhankelijk van hun leeftijd en de mate van zelfstandigheid.
Naast het beheren van hun dieet, moeten kinderen ook deelnemen aan regelmatige lichaamsbeweging. Sport of andere lichaamsbeweging is een integraal onderdeel van het beheren van diabetes type 1 bij kinderen, omdat het de gezondheid en lichamelijke conditie op lange termijn in stand houdt.
Om ervoor te zorgen dat alles zo goed mogelijk verloopt en om mogelijke hypoglykemie te voorkomen, moet u de dosis insuline die vóór de maaltijd wordt geïnjecteerd, aanpassen vóór het sporten, de koolhydraatinname verhogen en de bloedsuiker regelmatig testen vóór, tijdens en na lichaamsbeweging.
Deze nieuwe manier van leven kan ernstige stress bij uw kind veroorzaken en kan een effect hebben op uw hele gezin. Aarzel niet om contact op te nemen met een psycholoog als de behoefte zich voordoet.
Vanwege de beperkende medische behandeling en specifieke dieetvereisten kan jeugddiabetes ervoor zorgen dat kinderen met diabetes het gevoel hebben dat ze anders zijn dan hun leeftijdgenoten. Ouders spelen een essentiële rol bij het beschermen van hun gezondheid en het tegelijkertijd stimuleren van hun sociale ontwikkeling. Het is bijvoorbeeld prima als ze naar de verjaardagsfeesten van schoolvrienden gaan, zolang ze niet te veel snoep en taart eten!